Byzantijnse en westerse kerkbouw

De Santa Sofia in Kiev (gebouwd rond 1037)

Het centrale gedeelte van een Byzantijnse kerk is rond omdat de oorspronkelijke ontwerpers de cirkel beschouwden als de meest volmaakte vorm. Verder bezit het een koepelvormig dak dat van binnen uit gezien kan worden als een weerspiegeling van het hemelgewelf. Hier vandaan kunnen God, Christus of de heiligen naar de mensheid op aarde kijken. In een dergelijk gebouw heerst een sfeer van rust en onvergankelijkheid.
      Het bouwen van een ronde kerk met een gemetseld stenen dak is in principe vrij eenvoudig. Maar de bouwers van de Aya Sofia in Constantinopel stelden zich de opgave een ronde koepel te bouwen op een vierkant grondvlak. Zij losten dit op door de constructie van vier 18 meter hoge verbindingsstukken (pendentiefs).
     In Byzantium waren de koepelvormige daken van de kerken afgeplat, maar in het noordelijke Rusland bezweken dergelijke daken ’s winters vaak onder het gewicht van de sneeuw. Daarom werden ze hier puntiger gebouwd en dit leidde op den duur tot de typisch Russische uivormige koepels, zoals die te zien zijn bij het Kremlin. Toch kan men zeggen dat het hoogtepunt van de Aya Sophia later geen principiële bouwkundige veranderingen meer werden doorgevoerd.
De Notre Dame in Parijs (eerste steen in 1163)

In West-Europa werden de oudste kerken vaak gebouwd als een basiliek (een langwerpig Romeins gebouw) en hieruit ontstond door toevoeging van een dwarsschip de kruisvormige kerk. Hier heerste in de tijd dat in Kiev de Santa Sofia werd gebouwd de Romaanse bouwstijl, waarbij het schip van de kerk aanvankelijk werd overspannen door een bakstenen tongewelf en later door een reeks bakstenen kruisgewelven. Deze overgang naar kruisgewelven was een grote verandering, maar de techniek er van was in wezen nog steeds afkomstig van de Romeinen. Omstreeks 1160 begon echter een nog grotere verandering, waarmee Europa zijn eigen weg ging en die de overgang markeerde van de Romaanse naar de gotische bouwstijl. De zware zelfdragende muren en gewelven werden vervangen door een skelet van dragende zuilen en ribben met daartussen vulgedeelten. Dit schiep de mogelijkheid tot het aanbrengen van grote, lichte ramen en het bouwen van lichtkoepels. Ook het streven naar omhoog kon verder worden geaccentueerd.
     In de volgende eeuwen werd in het westen de bouwstijl van de kerken telkens en telkens weer veranderd en vernieuwd. En dit leidt tot de moeilijke vraag in hoeverre er een relatie bestaat tussen godsbeeld, kerkbouw en technisch-wetenschappelijke vooruitgang. Kan het zijn dat het godsbeeld van een onveranderlijke God, die in de eerste plaats oproept tot aanbidding en contemplatie en pas in de tweede plaats tot handelen, leidt tot onveranderlijkheid in de kerkbouw en schuldgevoel bij technisch-wetenschappelijke vernieuwing?
     In het oosten waakte de “orthodoxie” er voor dat de vervaardiging van ikonen strikt gebonden bleef aan aloude, geheiligde regels. Sergi Merks schreef in een verhelderend artikel: In het Westen wordt het feit dat aan de Oosterse Kerken de Renaissance en de Verlichting zijn voorbij gegaan gezien als een gemiste kans, terwijl in het Oosten de Renaissance wordt gezien als een pure restauratie van het heidendom, dat met zijn accent op de mens en de wereld het hele Westerse Christendom heeft uitgehold en geseculariseerd. De Renaissance heeft aldus de religieuze kunstopvatting gedood en de Verlichting het religieuze denken en de theologie (1).
     Hier ligt een moeilijk psychologisch probleem. Het ziet er naar uit dat een mens bij het invoeren van veranderingen en het doorbreken van tradities vrijwel altijd een gevoel krijgt van angst en schuld: komt het streven naar verandering niet voort uit menselijke ijdelheid? Is het geen hoogmoed? Vindt God dit wel goed? Gaat er niet veel waardevols verloren? In de tijd van het ontstaan van de gotiek worstelde de westerse cultuur voortdurend met deze vragen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de discussies over de toelaatbaarheid van de formele logica en de meerstemmigheid in de kerkzang. In het westen heeft men voortdurend gezocht naar het verenigen van vernieuwing en traditie en hier ligt een groot verschil met de geest van Byzantium (en trouwens ook met de geest van de islam).

(1) Sergi Merks: De orthodoxe opvatting van de religieuze kunst, het iconografische aspect van de Orthodoxe Kerk.
http://www.orthodox-nijmegen.nl/archive_nl/kunst.htm